Begin april 2015 schreef ik mijn eerste levensverhaal over een Achterhoekse schoenmaker. Het gesprek met de lieve en vooral grote familie was ‘s avonds, duurde meer dan vier uur en met een lamme hand van het schrijven en dove oren van het luisteren naar al die stemmen door elkaar heen, zakte ik rond half twaalf uitgeput en languit op mijn eigen bank. Met het zweet op het voorhoofd werkte ik in de dagen daarna mijn aantekeningen uit tot een verhaal, dat ik uiteindelijk met rode vlekken in mijn nek en een hart dat bonkte van de zenuwen, op de afscheidsplechtigheid heb voorgelezen. Als dank voor mijn mooie woorden kreeg ik een prachtige kleine vlinderbroche, die ik nog altijd draag als ik spreek bij een afscheid.
Inmiddels ben ik meer dan vijfenvijftig levensverhalen verder over evenzoveel mensen, die de afgelopen anderhalf jaar het leven los hebben moeten laten.
En geen verhaal was hetzelfde.
En ook al heb ik nu meer ervaring en geen zenuwen meer, het is en blijft nog steeds een intens vak. Natuurlijk door het verdriet van anderen, dat je toch steeds weer even met je mee draagt, maar ook om elke keer opnieuw die kwetsbare rode draad te zoeken die juist dit verhaal van deze ene persoon zo uniek en bijzonder maakt. Maar mooi en dankbaar werk om te doen. Nog steeds.
Meestal vertellen de verhalen zichzelf en is het voor mij slechts puzzelen met woorden om er een mooi geheel van te maken. Toch blijft het bijzonder om keer op keer te ervaren wat een kracht en troost er uit gaat van het samen stilstaan bij zo’n levensverhaal. Voor nabestaanden, maar ook voor mensen die weten dat hun afscheid dichtbij is.
Een van de gesprekken die ik niet gauw zal vergeten, was met een oudere vrouw die ongeneeslijk ziek was en over niet al te lange tijd euthanasie zou krijgen. Samen met haar man en dochters hebben we haar verhaal geschreven en een paar dagen voor ze overleed, heb ik het haar voorgelezen. “Zo was het precies”, zei ze en dat had natuurlijk ook niet anders gekund. Het was immers haar verhaal, dat ze zelf aan ons had verteld. Toch bleven haar woorden nog lang in mijn hoofd hangen. Het was een verhaal zonder conclusies, zonder oordelen en zonder verwachtingen.
Als een laatste dans met haar leven.
Het gesprek met haar heeft mij in elk geval geïnspireerd om me ook te gaan richten op het schrijven voor mensen die graag hun eigen levensverhaal willen vertellen. Mensen die ongeneeslijk ziek zijn, maar misschien ook ouderen die hun verhaal door willen geven aan hun kinderen en kleinkinderen.
Samen praten, herinneren, luisteren en vertellen.
Samen op verhaal komen.
Kom, dans met mij
Als het publiek naar huis toe is
en de kroeg raakt
leeg en stil
de barman
ongeduldig vraagt
of ik verder
nog iets wil
tikt plots het leven op mijn schouder
en vraagt bescheiden
ben je vrij?
en als ik knik, pakt het mijn hand
en fluistert
dans met mij
ik aarzel
maar ik geef me over
aan een kinderlijke kracht
en we dansen tot de morgen
in de stilte van de nacht
we dansen de hoop en het licht en de liefde
we dansen mijn tranen en mijn verdriet
we verliezen de tijd
en de macht van ons denken
en er is niemand
die ons ziet
we dansen eindeloze woorden
in een stilgezwegen taal
en samen vinden we het ritme
van een waar gebeurd
verhaal